Ontwikkeling van toekomstig talent

De Subsidieregeling praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijk- en werkleerplaatsen aan te bieden aan studenten in het mbo, hbo en wo. Het biedt financiële tegemoetkomingen aan werkgevers die bereid zijn te investeren in de opleiding en begeleiding van studenten. Ook dit schooljaar is de maximale subsidie € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. Tevens is er extra subsidie beschikbaar voor een mbo bbl-leerplek voor de sectoren landbouw, horeca en recreatie.

Met de Subsidieregeling praktijkleren kunt u niet alleen bijdragen aan de ontwikkeling van toekomstig talent, maar versterkt u ook uw eigen bedrijf door gekwalificeerde werknemers aan te trekken en te behouden.

Voorwaarden voor Subsidieregeling praktijkleren

Om in aanmerking te komen voor deze subsidie, moeten werkgevers voldoen aan een aantal voorwaarden. We lichten een aantal daarvan toe:

• Leerwerkplaats: De werkgever moet een leerwerkplaats aanbieden waarin de student relevante praktijkervaring voor zijn of haar opleiding op kan doen. Dit kan een stageplek, leerbaan of andere vorm van werkplek zijn;
• Erkend leerbedrijf: De werkgever moet een erkend leerbedrijf zijn volgens de geldende normen van de onderwijsinstelling. Dit houdt in dat het bedrijf voldoet aan de eisen en criteria voor de begeleiding en de faciliteiten voor de student;
• Opleidingsniveau: De Subsidieregeling praktijkleren is gericht op studenten in het mbo, hbo of wo. Per onderwijscategorie gelden er wel voorwaarden. De opleiding moet geaccrediteerd zijn en leiden tot een diploma, certificaat of getuigschrift;
• Omvang en duur: De subsidie wordt berekend op basis van het aantal weken dat de student praktijkbegeleiding op de werkvloer heeft gehad. Er geldt een minimumomvang van zestien weken en een maximumomvang. Die hangt af van het aantal kwalificaties dat de student moet behalen;
• Begeleiding: De werkgever moet de student voldoende begeleiding bieden tijdens zijn of haar praktijkvorming. Er moet sprake zijn van goede leer- en werkbegeleiding, zodat de student de vereiste competenties en vaardigheden kan ontwikkelen. De werkgever moet een administratie bijhouden van deze begeleiding, om de aanvraag te kunnen onderbouwen bij een steekproef van het RVO.